Feitelijke juistheden in reactie op interview auteur De Deetman files

19 december 2020 – Nederlands Dagblad (ND) publiceert op zaterdag 19 december 2020 een interview met de auteur van ‘De Deetman files’. De onafhankelijke commissie Deetman deed vanaf de nazomer van 2010 tot eind 2011 wetenschappelijk onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen na 1945 in de Rooms-Katholieke Kerk binnen Nederland. Met de presentatie van haar eindrapport hield de commissie op te bestaan. De voormalige onderzoekscommissie draagt geen kennis van de publicatie De Deetman files. Deze is niet ter verificatie en wederhoor voorgelegd. Publicatie en kwalificaties hierin zijn derhalve voor rekening van de auteur. Wel legde de redacteur van ND het concept-artikel voor wederhoor voor. Het feitelijk commentaar op onjuistheden hierin is als volgt. ND nam een deel van dit commentaar over.

ND | In 2010 en 2011 deed CDA-coryfee Wim Deetman op verzoek van de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk onderzoek naar seksueel misbruik in de kerk tussen 1945 en 2010. De misbruikcijfers uit zijn rapport noemt Chatelion Counet nu ‘zwaar overdreven’. Deetman spreekt over 10.000 tot 20.000 slachtoffers, en elders zelfs over ‘enkele tienduizenden’. ‘Maar hij heeft zelf slechts 774 bruikbare meldingen binnengekregen’, zegt Chatelion Counet. ‘Van deze 774 melders heeft 43 procent bovendien vergeten te melden hoe oud ze waren en een derde gaf niet aan wat het misbruik inhield.’

Feiten | De onafhankelijke onderzoekscommissie – commissie-Deetman – heeft in totaal 2.026 meldingen ontvangen (bladzij 54 van haar onderzoeksrapport). Van deze 2.026 meldingen vielen 231 meldingen (11,4 procent) buiten het onderzoek: het betrof geen seksueel misbruik, het betrof volwassenen etc. Voor een kwalitatieve, nadere analyse is gebruik gemaakt van 774 meldingen. Deze melders zijn vragenlijsten voorgelegd. Het betrof onder andere de vraag op welke leeftijd het seksueel misbruik begon. Dat veel melders deze vraag niet hebben beantwoord heeft ermee te maken dat het grootste deel van het misbruik zich voordeed in de leeftijdscategorie tussen de zes en twaalf jaar oud (zie bladzij 57 van het onderzoeksrapport).

ND | Maar het opvallendst vindt hij toch: ‘Een maand voordat hij het rapport publiceerde laat Deetman hoogleraar statistiek Paul van der Heijden van de Universiteit Utrecht kijken naar de wijze waarop de commissie gerekend heeft. En deze antwoordt: “Uw berekening dat er in instellingen tussen de 10.000 en 20.000 slachtoffers gevallen zijn, kan ik niet reproduceren. Ik ben van mening dat de kwaliteit van de gegevens geringer is dan vooraf door u was gehoopt”.’

Feiten | De commissie-Deetman heeft geen berekening gemaakt. Evenmin is er een verband tussen het aantal meldingen bij de commissie-Deetman en de schattingen in het eindrapport van de commissie op basis van het TNO/NIPO-onderzoek.

De onderzoekscommissie heeft TNS NIPO opdracht gegeven voor een onderzoek onder een representatieve groep van 34.234 personen uit haar online panel. De respons was 85 procent en de onbetrouwbaarheidsmarge was 0,2 procent (bladzij 63 van het onderzoeksrapport). Aan de hand van de uitkomsten van de steekproef zijn acht groepen onderscheiden. Uit vijf van deze acht groepen zijn respondenten geselecteerd die een aanzienlijk uitgebreidere vragenlijst hebben beantwoord.

Tegelijkertijd heeft de onderzoekscommissie het Kaski, onderdeel van de Radboud Universiteit, een onderzoek laten doen naar de ontwikkelingen van het aantal katholieken in Nederland tussen 1945 en 2009. Aan de hand van de uitkomsten van de steekproef en het KASKI heeft het NIDI (het Nederlandse Interdisciplinaire Demografisch Instituut) een berekening gemaakt van het aantal slachtoffers van seksueel misbruik.

Dat leverde een exact aantal op, maar de onderzoekscommissie heeft een bandbreedte gehanteerd omdat de periode waarin het misbruik plaatsvond ver weg was gelegen. Ook heeft de onderzoekscommissie zich niet gewaagd aan een inschatting hoger dan de bandbreedte omdat bij onderzoeken naar seksueel misbruik doorgaans sprake is van onderrapportage.

Vervolgens heeft de onderzoekscommissie een second opinion gevraagd bij twee hoogleraren, en dus niet bij één. Het betrof professor dr. P.G.M. van der Heijden van de Universiteit Utrecht en professor mr. dr. C.C.J.H. Bijleveld van de Vrije Universiteit. Professor Van der Heijden concludeerde ‘dat u een serieuze poging hebt ondernomen om tot goede schattingen van seksueel misbruik in de RK kerkprovincie te komen’. Professor Bijleveld concludeerde dat ‘uw hoofdstuk 3 een beredeneerde en noodzakelijkerwijs voorzichtige inschatting geeft van de aard en omvang van seksueel misbruik van minderjarigen in de RK Kerkprovincie in Nederland voor de periode die u onderzoekt.’ De reacties van beide hoogleraren zijn gepubliceerd.

In het onderzoeksrapport is een uitgebreide bijlage A opgenomen waarin de onderzoekscommissie over de door haar gehanteerde methodiek uitgebreid verantwoording aflegt. Verder heeft de onderzoekscommissie TNS NIPO gevraagd alle tabellen uit het steekproefonderzoek te publiceren (het zogeheten roze boek).

ND | ‘Het verdient aanbeveling dat het onderzoek van Deetman wordt overgedaan’, schrijft Chatelion Counet dan ook aan het eind van zijn boek. Maar dat is vrijwel onmogelijk. ‘Deetman vertikt het om de archieven openbaar te maken.’ De komende zeventig jaar kan het onder zijn beheer geschreven rapport niet op waarheid worden getoetst. Op last van de voormalige burgemeester van Den Haag zelf.

Feiten | Alle gegevens met betrekking tot het TNS/NIPO-onderzoek zijn gepubliceerd c.q. openbaar. Bij toegankelijkheid van het archief speelt de vertrouwelijkheid die slachtoffers en personen uit de Rooms-Katholieke Kerk door de commissie is beloofd, een belangrijke rol.

Feiten | Op 9 december 2010 heeft de onderzoekscommissie een tussenadvies gepubliceerd over de behandeling van klachten over seksueel misbruik. De onderzoekscommissie heeft geadviseerd om een klachtenprocedure in het leven te roepen en de uitspraken van de klachtencommissie geanonimiseerd te publiceren. De Bisschoppenconferentie en de KNR hebben deze aanbeveling onverkort overgenomen. Het opleggen van een zwijgplicht in mediationovereenkomsten verdraagt zich niet met dit openbaarheidsbeginsel.

ND | In het Nederlands recht kan geen proces gevoerd worden tegen overledenen. ‘Dat de kerk dat toch gedaan heeft, was een handreiking naar de slachtoffers, maar pakte ten nadele uit van de aangeklaagden’, vindt Chatelion Counet. ‘Als zaken verjaard zijn kun je als slachtoffer nergens meer terecht. De kerk heeft, onder druk van de samenleving, van pers en politiek, gezegd: wij doen het toch. Dat siert de kerk, maar daarin is zij te ver doorgeschoten.’ Zo is volgens de jurist ‘het belangrijkste principe van de Nederlandse rechtsstaat, dat burgers recht hebben op een eerlijk proces, met voeten getreden.’

Feiten | De suggestie is hier dat er rechtszaken zijn aangespannen en overleden personen zouden zijn veroordeeld. Hiervan is in de klachtprocedure geen sprake. Het ging daarbij om slachtoffers erkenning te bieden, hulp en in voorkomend geval een financiële tegemoetkoming.

ND | ‘De kerk had een vette jackpot neergezet. In de geweldszaken kregen de bisschoppen en oversten geen enkel slachtoffer te spreken. Wel dienden we de portemonnee te trekken.’

Feiten | Op 4 oktober 2013 is een regeling ingegaan voor diegenen die in 2010 en 2011 meldingen en klachten hadden ingediend over geweld.

Er is op geattendeerd dat de auteur in zijn boek een uitvoerig gesprek beschrijft van hem en een hogere overste met een meldster van geweld, door de auteur mevrouw Van der Linden genoemd (blz. 246 van zijn boek). Gesprekken die slachtoffers met vertegenwoordigers van de RKK voerden zijn evenwel niet geregistreerd.

ND | Uiteindelijk bleken echter die gevoerde juridische processen niet eens nodig te zijn geweest. ‘Tijdens de zogenaamde slotakte is besloten dat iedereen die zich gemeld had toch een schadevergoeding krijgt, zonder waarheidsvinding, zoals Deetman dat onomwonden noemde. Klagen was genoeg en de bisdommen en de congregaties betaalden. Bij geweldsmisdrijven bedroeg dat 17.500 euro.’

Feiten | Dit bedrag is onjuist. Het maximumbedrag in de regeling voor geweld was 5.000 euro.

ND | ‘Ook de commissie Deetman is erachter gekomen dat er in Nederland hoe dan ook honderdduizenden kinderen misbruikt zijn. Dat cijfer noemen ze niet in het rapport, maar het veel kleinere cijfer van 20.000 – wat dus feitelijk nog veel minder moet zijn – noemen ze wel.’

Feiten | Uit het TNS/NIPO-onderzoek blijkt dat het buiten de kerk net zo erg was als daarbinnen. Aan het misbruik buiten de RKK is in het rapport eveneens aandacht besteed. Ook het persbericht over het eindrapport en commissievoorzitter Deetman op de persconferentie hierover wees hierop (zie onder andere de commentaren in NRC Handelsblad en De Groene Amsterdammer).

Overigens wees de commissievoorzitter de opdrachtgevers van het onderzoek er steeds op dat de RKK niet in de positie was te verwijzen naar het kwaad elders, terwijl binnen de RKK die anderen de maat neemt, dat kwaad in dezelfde omvang ook plaatsvond en niet adequaat werd aangepakt.

ND | Achteraf bekeken zegt Chatelion Counet: ‘Ik denk dat de feiten tijdens een parlementaire enquête objectiever benaderd zouden zijn geweest dan nu in het rapport Deetman gebeurd is’. In zijn boek schrijft hij: ‘Je hebt leugens, je hebt statistieken en dan heb je het rapport Deetman’.

Feiten | Steeds heeft de commissievoorzitter gesteld dat het de verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer is om al dan niet een parlementaire enquête te houden. Los hiervan zou een instituut als de RKK, dat zich publiekelijk uitlaat over normen en waarden, zelf moeten willen weten wat er in het verleden is geschied, bracht de commissievoorzitter steeds naar voren, en wel door op het punt van het misbruik een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek in te stellen en dit niet over te laten aan de politiek alleen.

Klik hier voor het artikel op de website. Voor de pdf-versie klik hier.