Onderzoekscommissie seksueel misbruik minderjarigen RKK: Berichten NRC Handelsblad bevatten ‘in aard en ernst opvallende feitelijke onjuistheden’

DEN HAAG – 27 maart 2013 – Publicaties in NRC Handelsblad van 16 maart 2013 bevatten ‘in aard en ernst opvallende feitelijke onjuistheden’, ‘waarvan het de vraag is of ze kunnen worden afgedaan als onbewust gemaakte fouten’. Dit stelt de voormalige onderzoekscommissie naar seksueel misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk (RKK).

De voormalige commissie onder voorzitterschap van drs. W.J. (Wim) Deetman presenteerde op 16 december 2011 het eindrapport van haar onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Met haar onderzoek in opdracht van de RK Bischoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) bracht de commissie aard, omvang en omstandigheden van, als ook de verantwoordelijkheden voor seksueel misbruik van minderjarigen in de RKK binnen Nederland in beeld, evenals de gevolgen hiervan voor slachtoffers en hun omgeving.

Op 16 maart publiceerde de betrokken redacteur van NRC Handelsblad (opnieuw) berichten waarin hij juistheid en oprechtheid van het eindrapport in twijfel trekt. In een eerste publieke reactie op deze artikelen, ‘Deetman meldde belastende feiten bisschop Van Luyn niet’ en ‘Wat Deetman niet opschreef in zijn misbruikrapport’, nam de onderzoekscommissie hier afstand van op haar website www.onderzoekrk.nl.

Morgen voert de Tweede Kamer een gesprek met Deetman over de vraag of en in hoeverre de RKK werk maakt van de aanbevelingen in het eindrapport. Een Kamerlid zou Deetman op de zitting willen bevragen over beweringen in de publicaties. Mede met het oog hierop komt de commissie met een uitvoerige weerlegging op beide artikelen terug.

Hoor en wederhoor niet serieus
Vóór publicatie van de artikelen ontving de commissie een reeks vragen van de redacteur, ‘een aantal suggestief en tendentieus’. De commissie zag haar antwoorden nagenoeg niet terug in beide publicaties en stelt dat dit niet voor het eerst is: ‘Van een serieus te nemen hoor en wederhoor is geen sprake. Toen niet en ook nu niet. Het gaat hier niet om nieuwsmakerij maar om beschuldigingen die niet met feiten zijn gestaafd, hoe ijverig de betrokken journalist ze ook probeert te verbuigen en te vervormen’.

In haar reactie loopt de commissie de beweringen in beide artikelen na en stelt hierin een reeks feitelijke onjuistheden vast die in aard en ernst uiteenlopen: ‘In een aantal gevallen gaat het om opvallende feitelijke onjuistheden, waarvan het maar de vraag is of ze als slordigheden moeten worden afgedaan’. Elders ‘worden de bewoordingen die de Onderzoekscommissie heeft gekozen plotseling van een andere, veel stelliger, redactie voorzien en wordt door weglating van het voorafgaande de desbetreffende passage uit haar context gehaald’.

Beide artikelen suggereren dat bisschop mgr. A.H. van Luyn Deetman aanzocht voor het onderzoek omdat hij hem volgens de redacteur goed zou kennen en zich zo verzekerde van een voor de RKK welgevallig onderzoek dat hemzelf zou sparen: ‘Dat Van Luyn bij Deetman uitkomt is niet vreemd. Ze kennen elkaar goed. Hun contact dateert uit de periode dat Deetman burgemeester is in Den Haag, in het bisdom van Van Luyn’, aldus de krant.

Verdachtmaking
Deetman sprak Van Luyn toen echter slechts enkele malen en wel uitsluitend over zakelijke aangelegenheden. In haar reactie stelt de commissie: ‘De bewering “kennen elkaar goed” is de opmaat naar de verdachtmaking dat de heer Deetman niet onafhankelijk is’.

Terwijl NRC Handelsblad de indruk wekt als zou de commissie haar opdrachtgever Van Luyn, toen voorzitter van de bisschoppenconferentie, hebben ontzien, laat de krant ook onvermeld dat de commissie aanvullend onderzoek deed in de archieven van de salesianen te Rome: ‘Twee van de vier vragen die de Onderzoekscommissie wilde beantwoorden met informatie uit deze archieven hadden betrekking op het handelen en het kennisniveau van mgr. Van Luyn als provinciaal overste en als persoonlijk secretaris van de provinciaal overste‘. Ook voerde de commissie twee uitgebreide gesprekken met Van Luyn zelf over diens betrokkenheid bij enkele zaken. Het eindrapport doet hier verslag van.

De commissie concludeert tot slot: ‘Bij beschuldigingen dat niet integer is gehandeld ligt de bewijslast bij degene die de beschuldiging uit. Aan zijn feitelijke onderbouwing mogen inderdaad hoge eisen worden gesteld. Uit het bovenstaande blijkt dat de feitelijke beweringen in NRC Handelsblad in aard en ernst opvallende feitelijke onjuistheden bevatten, waarvan het de vraag is of ze kunnen worden afgedaan als onbewust gemaakte fouten’.

Downloads

Download het feitenoverzicht (word)
Download het feitenoverzicht (PDF)

Download het persbericht (word)
Download het persbericht (PDF)

Download het volledige onderzoek (PDF)