NRC Handelsblad van vandaag, 16 maart 2013, geeft een onjuiste voorstelling van zaken met betrekking tot het eindrapport van de onderzoekscommissie naar seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. Het eindrapport van dit onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek verscheen op 16 december 2011. De artikelen onder de kop ‘Deetman meldde belastende feiten bisschop Van Luyn niet’ en ‘Wat Deetman niet opschreef in zijn misbruikrapport’ bevatten beweringen en aantijgingen die in een eerste reactie nopen tot een feitelijke weerlegging door de secretaris en onderzoeksmanager van de voormalige commissie, dr H.P.M. (Bert) Kreemers.
De kern van het artikel van de betrokken redacteuren is dat de onderzoekscommissie en in het bijzonder haar voorzitter Deetman niet integer hebben gehandeld, bij het schrijven van het eindrapport in 2011. Als bewijs wordt aangedragen dat de bisschoppen Van Luyn en Wiertz, te beschouwen als mede-opdrachtgevers, uit de wind zijn gehouden. Het gaat hier om historisch onderzoek, uitgevoerd langs meerdere lijnen (onderzoek naar meldingen in gesprekken en in archieven, internationaal literatuuronderzoek, onderzoek TNS-NIPO). Vervolgens zijn keuzes gemaakt, op basis van interpretaties van bronnenmateriaal dat in het rapport is verantwoord. De commissie heeft haar onafhankelijkheid vastgelegd, heeft zich gebonden aan algemeen aanvaarde criteria voor wetenschappelijk onderzoek, en blijft zich verplicht zien om de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen niet onnodig te schaden. Een aanval op de persoonlijke integriteit moet per definitie zorgvuldig worden beargumenteerd en van sterke bewijzen zijn voorzien. Dat geldt des te sterker in een geval als dit, waarin de commissie en haar opdrachtgevers juist uitdrukkelijk de risico’s onder ogen hebben gezien, daarover afspraken hebben gemaakt en die ook hebben gepubliceerd. De bewijslast dat niet integer is gehandeld ligt bij degene die die beschuldiging uit en daaraan mogen zeer hoge eisen worden gesteld. Het enkele gegeven dat er opdrachtgevers zijn geweest, is geen argument. Elke commissie, hoe ook samengesteld, zou in dezelfde situatie verkeren en er zijn keiharde afspraken gemaakt om de onafhankelijkheid te verzekeren. Het argument is ook gevaarlijk want het is schijnbewijs: bij alles wat een kritische buitenstaander, onkundig van het complete materiaal, opvalt lijkt dit argument zijn gelijk te bevestigen. Dat heet: ‘tunnelvisie’.
Alle verantwoordelijken in de Rooms-Katholieke Kerk gelijk behandeld
De Onderzoekscommissie heeft bij haar onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk alle verantwoordelijken (kardinaal, bisschoppen, hogere oversten) gelijk behandeld. Met alle ambtsdragers zijn gesprekken gevoerd waarvan de verslagen zijn geautoriseerd. Met enkele ambtsdragers is meer dan een keer gesproken. Dat geldt ook voor mgr. A.H. van Luyn, met wie twee keer is gesproken waarbij zowel zijn functioneren als bisschop van Rotterdam en voorzitter van de Bisschoppenconferentie alsmede zijn gehele loopbaan binnen de congregatie van de Salesianen aan de orde zijn gesteld. De gesprekken zijn gevoerd en voorbereid door onderzoekers van de Onderzoekscommissie in aanwezigheid van drs. W.J. (Wim) Deetman. Met mgr. F.J.G. Wiertz is één keer gesproken. Dit gesprek is eveneens voorbereid en gevoerd door onderzoekers van de Onderzoekscommissie in aanwezigheid van de heer Deetman.
Onderzoek werd uitgevoerd in onafhankelijkheid en naar wetenschappelijke maatstaven
Het onderzoek van de Onderzoekscommissie is in onafhankelijkheid en naar wetenschappelijke maatstaven uitgevoerd. Het gaat om een historisch onderzoek, dat langs meerdere lijnen is uitgevoerd (onderzoek naar de inhoud van de klachten in gesprekken en archieven, internationaal literatuuronderzoek, onderzoek TNS-NIPO). Zoals steeds gesteld gaat het niet om een justitieel onderzoek naar individuele zaken. De toetsing van individuele klachten – gemeld en niet gemeld bij de onderzoekscommissie – vindt plaats door de klachtencommissie en eventueel door de compensatiecommissie wanneer slachtoffers zich bij die commissies melden. Dat het een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek betreft wil onder andere ook zeggen dat naar de opdrachtgevers toe afstand is bewaard. De melders zijn met respect tegemoet getreden, maar waar in hun meldingen feitelijke omstandigheden aan bod kwamen zijn deze met andere meldingen vergeleken, in gesprekken getoetst en geverifieerd, waarbij ook informatie uit archiefonderzoek is betrokken. Dit is ook gebeurd bij de melding van de heer J. Hij meldde weliswaar seksueel misbruik maar prominent en overwegend stond in zijn melding zwaar lichamelijk letsel door een medeleerling en de afhandeling daarvan door bestuurlijke verantwoordelijken binnen de Salesianen. Hierover had hij contacten gelegd met de toenmalige bisschop van Rotterdam, mgr. A.H. van Luyn, en de hogere overste van de Salesianen. De correspondentie met deze hogere overste was bij zijn melding gevoegd en geeft aan dat op zijn verzoek om contact uitgebreid is gereageerd. Nergens in aan de Onderzoekscommissie voorgelegde stukken wordt gerept van een beschuldiging dat mgr. Van Luyn “het slachtoffer in de steek zou hebben gelaten”. De commissie kon op grond van die correspondentie geenszins de indruk krijgen dat mgr. Van Luyn of de hogere overste zich aan de zaak hadden getracht te onttrekken.
De melding van de heer L. was voor de Onderzoekscommissie aanleiding om met hem een uitgebreid gesprek te voeren en een eveneens uitgebreid archiefonderzoek uit te voeren. De heer L. heeft het verslag van zijn gesprek dat was voorbereid en werd gevoerd door drie onderzoekers van de Onderzoekscommissie (niet in aanwezigheid van de heer Deetman) geautoriseerd en aangevuld. De heer L. heeft op 17 december 2011 de secretaris van de Onderzoekscommissie bedankt voor de wijze waarop de Onderzoekscommissie met zijn melding is omgegaan [gesprek van de heer L. met de secretaris van de Onderzoekscommissie in Utrecht op 17 december 2011 om 16.30 uur].
De redacteur interpreteert de bevindingen van de Onderzoekscommissie naar zijn eigen inzichten en vermoedens
Niet voor het eerst stelt de betrokken redacteur van NRC Handelsblad vragen aan de Onderzoekscommissie die suggestief zijn en die zijn eigen inzichten en vermoedens als uitgangspunt hebben. Hiermee interpreteert hij vervolgens bevindingen en conclusies van de Onderzoekscommissie. De redacteur heeft een belangrijke rol gespeeld in het publiekelijk aan de orde stellen van het seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. Hij heeft zich in dit opzicht gepresenteerd als de “voorcommissie” van de Onderzoekscommissie. De Onderzoekscommissie beschikte over veel meer en andere mogelijkheden en volgde ook wetenschappelijke benadering om tot haar onderzoeksrapportage te komen. Hiermee was het mogelijk om tot een afgewogen oordeel te komen. Meldingen, zoals de Onderzoekscommissie die heeft gekregen, bevatten belangrijke informatie, maar vragen – zeker als het gaat om gebeurtenissen die vaak decennialang geleden zich hebben voorgedaan – om toetsing en verificatie. Voor een onderzoek dat aan wetenschappelijke maatstaven moet voldoen is dat een absolute voorwaarde. Daarom zijn in de bijlage de op 13 maart gestelde vragen van de redacteur opgenomen en ook de antwoorden die dus in kort bestek van een niet meer bestaande organisatie werden gevraagd.
Tot slot nog dit. Het artikel ‘Wat Deetman niet opschreef in zijn misbruikrapport’ verwijst ook naar een ‘regen’ van klachten over het deze week verschenen eindrapport van het vervolgonderzoek naar seksueel misbruik van en geweld tegen minderjarige vrouwen in de Rooms-Katholieke Kerk. De organisatie van dit vervolgonderzoek ontving zelf geen klachten over dit onderzoek. Wel beklaagden enkele personen zich over de opstelling van de RKK in het algemeen en van afzonderlijke ordes en congregaties in het bijzonder. Het Platform Vrouwen tegen Kerkelijk Kindermisbruik is door de onderzoeksorganisatie gevraagd de klachten aan de opstellers van het tweede eindrapport voor te leggen, opdat zij de klagers een reactie op hun kritiek kunnen geven. Tot nu toe is aan dit verzoek niet voldaan.
Bert Kreemers