Reactie voormalige onderzoekscommissie op vragen van Joep Dohmen, NRC Handelsblad

  1. Aan de heer Kalbfleisch toegeschreven uitspraken

Volgens NRC Handelsblad zou Kalbfleisch de aan hem toegeschreven uitspraak (“Van werken is nog nooit iemand slechter geworden.”) hebben gedaan in een gesprek met mevrouw Knibbe en mevrouw Kips. Tevens zou hij die uitspraak hebben gedaan in een gesprek met een lotgenote en haar dochter.

  • Het gesprek met mevrouw Knibbe en mevrouw Kips vond plaats op 27 mei 2014. Bij dit gesprek waren naast Kalbfleisch ook aanwezig mevrouw Langeland en de heren Stevens, Westra en Kreemers. De heer Westra kan zich niet herinneren dat in het gesprek de Zusters van De Goede Herder aan de orde zijn gekomen. Dat geldt ook voor de aan Kalbfleisch toegeschreven uitspraak. Stevens laat weten dat hij de beweerdelijke uitspraak van Kalbfleisch nimmer van hem heeft gehoord noch van iemand die die uitspraak van Kalbfleisch zou hebben gehoord. Langeland kan zich geen concrete situatie herinneren waarin de eerdergenoemde uitspraak zou zijn gedaan. Kreemers had al op 18 februari 2014 vastgesteld dat onder de lotgenotenorganisaties consensus bestond om klachten over gedwongen arbeid te behandelen en naar bevind van zaken te erkennen. Hij heeft de aan Kalbfleisch toegeschreven uitspraak niet gehoord en volgens hem is het onderwerp van gedwongen arbeid niet besproken.

Mevrouw Knibbe heeft een verslag van deze bijeenkomst opgesteld. De uitlating die aan Kalbfleisch wordt toegeschreven komt er niet in voor en sterker nog, gedwongen arbeid door minderjarige vrouwen komt in het gespreksverslag niet als onderwerp aan de orde.

  • Het gesprek met een melder van seksueel misbruik en geweld vond plaats op 23 juni 2014. Haar dochter was bij dit gesprek aanwezig. Aan dit gesprek namen Kalbfleisch, mevrouw Langeland en een notulist van het CAOP deel. Van het gesprek maakte het CAOP een verslag dat voor aanvullingen en verbeteringen aan de melder is toegezonden. Bij het maken van het verslag betracht het CAOP professionele verslaglegging en objectiviteit. Op 14 juli 2014 heeft de melder drie verbeteringen en twee aanvullingen toegezonden, kort daarna werd een volgende aanvulling toegezonden. Een half uur later reageerde de melder op een suggestie van Kalbfleisch om wat ze zelf omschreef als seksueel geweld ook te melden bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven dat belast was met de uitvoering van regelingen voor erkenning en genoegdoening voor seksueel misbruik in de jeugdzorg. Nergens in het verslag komt de door Kalbfleisch beweerdelijk gebezigde uitlating voor, zelfs niet iets dat daarbij in de buurt komt. Inhoud, opbouw en toonzetting van het gesprek/verslag vormen niet de minste aanleiding te veronderstellen, dat zo laatdunkend over slachtoffers is gesproken, als Kalbfleisch nu in de mond wordt gelegd. Sterker nog, uit haar laatste reactie blijkt dat Kalbfleisch zich met advies inzet voor de belangen van de melder.

De commissie Hulp, Erkenning en Genoegdoening voor geweld jegens minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk (bestaande uit Kalbfleisch, Stevens, Westra, Langeland en Kreemers) heeft deze melder schriftelijk erkenning en genoegdoening aangeboden in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De melder heeft laten weten deze te aanvaarden. Het Meldpunt Seksueel Misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk heeft melder op 19 april 2015 gewezen op de mogelijkheid om haar in 2012 gedane melding om te zetten in een klacht. Van deze mogelijkheid heeft zij geen gebruik gemaakt. Zij heeft de door Kalbfleisch aangeraden procedure bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven niet doorlopen.

  1. Deetman zou geen onderzoek hebben gedaan naar onbetaalde dwangarbeid.

“Feit is dat het lotgenotenplatform de commissie Deetman heeft gevraagd onbetaalde dwangarbeid en kinderarbeid onderdeel te maken van het tweede onderzoek. Dat heeft de commissie niet gedaan”, aldus NRC Handelsblad.

  • De commissie Deetman heeft van 1 juli 2010 tot en met 16 december 2011 onderzoek gedaan naar seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. Mede op verzoek van lotgenotenorganisaties heeft Deetman vanaf het voorjaar van 2012 tot 11 maart 2013 leiding gegeven aan een onderzoeksorganisatie die een vervolgonderzoek heeft gedaan naar seksueel misbruik van meisjes en geweld tegen minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. Mevrouw Knibbe en mevrouw Kips waren toen actief binnen KLOKK. Mevrouw Knibbe heeft haar bestuurslidmaatschap van KLOKK op 16 december 2012 beëindigd. Het onderzoek verscheen op 11 maart 2013. In de periode dat mevrouw Knibbe bestuurslid was van KLOKK is veelvuldig contact met haar geweest en heeft Deetman uitgebreid gebruik gemaakt van haar adviezen en inbreng bij het uitwerken van de opzet van het tweede onderzoek.

Het VPKK heeft kort voor en na verschijning van het tweede onderzoek met regelmaat kritische geluiden laten horen over de inhoud van het tweede onderzoek. Maar nimmer ging het daarbij om het niet toereikend onderzoeken van gedwongen arbeid door minderjarigen. Voor het vervolgonderzoek werd een omschrijving van vormen van geweld gebruikt zoals melders die in meldingen aan de onderzoeksorganisatie hadden genoemd. De onderzoeksorganisatie heeft van deze vormen een lijst gemaakt. Als eerste vorm van geweld wordt genoemd “lange werkdagen waarop hard moet worden gewerkt” (bladzij 54).

Op 29 oktober 2013, ruim zeven maanden na verschijning van het tweede onderzoek, stuurde het VPKK een gespreksnotitie naar de vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie waarin gevraagd werd om “verder onderzoek met betrekking tot de geschiedenis van minderjarige meisjes binnen de R.K. kerk”. Dit verzoek werd uitgewerkt in zeven onderwerpen waarin verder onderzoek naar gedwongen arbeid door minderjarigen niet voorkomt.

Op 6 november 2013 vond het (ronde tafel)gesprek van de vaste Kamercommissie met het VPKK plaats. Nog dezelfde dag was er een procedurevergadering van de vaste Kamercommissie waarin besloten werd de minister te vragen om verder onderzoek te doen in de politieregisters ter vaststelling van de wijze waarop de politie had gereageerd op meldingen en aangiften van seksueel misbruik in het algemeen en ten aanzien van de Rooms-Katholieke Kerk in het bijzonder. Een verder onderzoek naar gedwongen arbeid komt niet voor in de besluitenlijst van de vaste Kamercommissie.

Een van de aanbevelingen in het tweede onderzoek van Deetman was om voor slachtoffers van fysiek en psychisch geweld (waaronder gedwongen arbeid) tegen minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk een regeling te treffen met het oog op hulp, erkenning en genoegdoening. Over de uitwerking en uitvoering van deze regeling is herhaaldelijk met lotgenotenorganisaties (Mea Culpa United, KLOKK en VPKK) gesproken. De eerste bespreking was op 14 november 2013. Met het oog op deze bespreking had het VPKK een aantal voorstellen aan de deelnemers, in dit geval de andere lotgenotenorganisaties en de secretaris van de commissie die de klachten zou beoordelen, voorgelegd. Daarbij hoorde een voorstel de definitie van geweld zo te interpreteren dat daaronder “slavernij, dwangarbeid, kinderarbeid, economische uitbuiting” en nog elf andere vormen van geweld, vernedering, manipulatie en dergelijke zouden vallen.

Inhoudelijk verliep de discussie hierover tussen de lotgenotenorganisaties constructief. Op 18 februari 2014 werd tijdens een volgende bijeenkomst vastgesteld dat meldingen en klachten over gedwongen arbeid in aanmerking zouden komen voor erkenning en genoegdoening. Het aantal meldingen was op dat moment twee. In totaal heeft de commissie die met de uitvoering van de regeling voor hulp, erkenning en genoegdoening voor geweld tegen minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk was belast acht meldingen en klachten behandeld. Aan de slachtoffers van deze acht meldingen en klachten zijn erkenning en genoegdoening aangeboden.

Bijlagen

  1. E-mailwisseling met NRC Handelsbladredacteur J. Dohmen
  2. Brief van de hoofdredacteur van NRC Handelsblad
  3. Verslag van de hand van mevrouw Knibbe van het gesprek met Kalbfleisch en anderen van het gesprek op 27 mei 2014