DEN HAAG – 28 september 2012 – De Rooms-Katholieke Kerk (RKK) maakt werk van en is ook goed op weg met de uitvoering van de aanbevelingen van de voormalige onderzoekscommissie naar seksueel misbruik van minderjarigen in de RKK. Het tempo waarin dit gebeurt verschilt. Toon en inhoud van de gesprekken tussen slachtoffers en vooral een aantal ordes en congregaties zijn dikwijls onvoldoende open en tegemoetkomend, soms eerder confronterend. Het jaar 2013 wordt cruciaal voor de behandeling van klachten van en genoegdoening aan misbruikslachtoffers. Dit stelt de (voormalige) commissie onder voorzitterschap van drs. W.J. (Wim) Deetman vast in haar eerste periodieke (monitor)rapportage.
Met deze periodieke monitor volgt en beoordeelt de commissie de uitvoering van haar aanbevelingen door de verantwoordelijke bestuurders. Deze aanbevelingen maken deel uit van haar eindrapport dat de commissie in december 2011 publiceerde. De monitor richt zich op de aanbevelingen die in hoofdzaak het functioneren van de onafhankelijke Stichting Beheer & Toezicht betreffen. Ook betrekt de commissie in deze rapportage de opstelling en inzet van de RKK bij erkenning van het seksueel misbruik, hulp en genoegdoening aan en nazorg van slachtoffers, als ook bij het tegengaan van dit misbruik.
De commissie baseert zich bij de monitorrapportage onder andere op verantwoordingen van de Rooms-Katholieke Bischoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR), verslagen van de Stichting Beheer & Toezicht en de koepelorganisatie van lotgenotengroepen KLOKK, gesprekken met andere betrokken geledingen en individuele signalen.
Met haar onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek bracht de commissie aard, omvang en omstandigheden van, als ook de verantwoordelijkheden voor seksueel misbruik van minderjarigen in de RKK in Nederland in beeld, evenals de gevolgen hiervan voor slachtoffers en hun omgeving. Dit onderzoek in opdracht van de RK bisschoppenconferentie en de KNR ging in augustus 2010 officieel van start.
2013
In 2013 moet volgens de commissie in elk geval over de meeste tot nu toe ingediende klachten een uitspraak zijn gedaan die recht doet aan wat de klagers naar voren brachten. De commissie realiseert zich dat dit veel vergt van Meldpunt en Compensatiecommissie. Voor dit doel adviseert de commissie een extra inspanning vanuit de Stichting Beheer en Toezicht en ook een adequate betrokkenheid van de vertegenwoordiging van slachtoffers bij het functioneren van het Meldpunt.
De commissie hecht belang aan het functioneren van Meldpunt, Compensatiecommissie en Klachtencommissie, evenals aan de regelmatige en constructieve contacten die beide commissies onderhouden met KLOKK. Ook benadrukt de commissie het belang van de 2 geboekte vooruitgang bij totstandkoming van een ‘loket’ voor slachtoffers die zich eerder bij de commissie-Samson en haar meldden: ‘Hiermee zijn de drie pijlers van het nieuwe Meldpunt inzake Seksueel Misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk in bedrijf’, aldus de commissie.
Bij overname van uitspraken van de Klachtencommissie en het invulling geven aan uitspraken jegens klagers geldt het inmiddels grondig herziene en verbeterde juridische kader. Maar, signaleert de onderzoekscommissie: ‘De menselijke maat moet ook meewegen en dat vraagt om een opstelling die veel verder reikt dan het stipt volgen van juridische procedures’.
Positief is de commissie ook over het functioneren van de Contactgroep, opgericht naar aanleiding van één van haar aanbevelingen. De Contactgroep die als aanspreekpunt dient voor slachtoffers, moet in voorkomende gevallen oplossingen bieden voor knelpunten in de behandeling van klachten. Medewerking van ordes en congregaties van de KNR aan deze Contactgroep verdient verbetering, meent de commissie.
Zonder gebakkelei
Bepaald minder positief is de commissie over de toon en inhoud van gesprekken tussen de RKK en misbruikslachtoffers. Ze neemt vooral bij een aantal ordes en congregaties een soms confronterende houding waar, terwijl ‘het tegendeel, een open en tegemoetkomende houding, eerder vanzelfsprekend hoort te zijn’. De commissie geeft hierbij aan dat ze vanaf het begin van haar onderzoek in de benadering van slachtoffers een merkbaar verschil waarnam tussen bisdommen en een aantal ordes en congregaties, goede voorbeelden daargelaten. ‘De noodzakelijk gebleken inhaalslag is te weinig en verloopt veel te moeizaam.’
Ook constateert de commissie dat slachtoffers in de bisdommen beter en makkelijker toegang hebben tot contact, afhandeling, genoegdoening en nazorg dan bij ordes en congregraties, al dan niet verenigd in de KNR. De commissie roept de betreffende ordes en congregaties via de KNR op hun ‘verdeelde en gefragmenteerde aanpak van de oplossing van het leed van zo velen in te ruilen voor een op solidariteit en voortvarendheid berustende oplossing van de klachten en meldingen’.
De commissie vervolgt: ‘Zo’n voortvarende en aansprekende aanpak is nodig om de problemen ter zake het seksueel misbruik en de nasleep daarvan op te lossen. Dat moet zonder reserve en gebakkelei over aansprakelijkheid en juridische neteligheden worden geregeld. Binnen het raamwerk van de Stichting Beheer & Toezicht of langs andere, meer pragmatische wegen, zoals mediation’.
Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik, advies KNAW over rol psychiatrie
Aan enkele andere aanbevelingen van de onderzoekscommissie gaf de regering gevolg. Minister van Veiligheid & Justitie mr I.W. (Ivo) Opstelten stelde de zogeheten Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik in. De taskforce staat onder voorzitterschap van de Amsterdamse burgemeester mr E.E. (Eberhard) van der Laan. Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) drs M.L.L.E. (Marlies) Veldhuijzen van ZantenHyllner vroeg president prof. dr J.C. (Hans) Clevers van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) haar te adviseren over de samenstelling van een groep wetenschappers voor een onderzoek naar de rol van de psychiatrie. De instelling van deze groep is op korte termijn voorzien.